Descartes' (1596-1650) opvattingen over de werking van de pijnappelklier, het orgaan waarmee de ziel volgens hem het nauwst verbonden is, behoren nog steeds tot de bekendste onderdelen van zijn filosofie. In het onderstaande wil ik erop wijzen dat deze opvattingen minder origineel zijn dan vaak wordt gedacht.G.J.C. Lokhorst. Descartes over de pijnappelklier als zetel der ziel. Bulletin van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde, 4 (4): 6-8, 1996. ISSN 0928-1630. Reprinted in: Noot [Verenigingsblad van Wijsgerige Faculteitsvereniging ERA, Erasmus Universiteit Rotterdam], 1 (3): 14-15, 1997.
Volgens Descartes heeft de pijnappelklier twee functies. Ten eerste zou ze de bewegingen van de etherische esprits animaux in de hersenholten reguleren. Ten tweede zouden de stimuli afkomstig uit de verschillende zintuigen in de pijnappelklier gecombineerd worden, zodat deze klier de zetel is van de sensus communis (het "gemeenschappelijke zintuig" van Aristoteles en de scholastici).1
Het eerste idee was al minstens 1400 jaar oud toen Descartes het lanceerde. Galenus (129-210) had het al besproken in zijn De usu partium. Hij verwierp het om twee redenen. Ten eerste ligt de pijnappelklier aan de buitenkant van de hersenen en staat ze dus niet in direct contact met de "bezielde lucht" (het pneuma psuchikon of de spiritus animalis) die in de hersenholten waait. Ten tweede beweegt ze niet uit zichzelf maar volgt ze als aanhangsel van de hersenen de bewegingen van dat orgaan.2
Galenus meende dat niet de pijnappelklier, maar de in de buurt van deze klier gelegen epifyse (d.w.z. de vermis superior cerebelli) de bewegingen van het pneuma controleert. Hij dacht dat dit orgaan wél de geschikte eigenschappen heeft om dit te bewerkstelligen. Deze opvatting had eeuwenlang een bijzonder grote invloed. Tot in de zestiende eeuw nam de vermis een buitensporig prominente plaats in op afbeeldingen van de schedelholte; vaak vormde hij met de hersenholten zelfs de enige hersenstructuur die werd afgebeeld (afb. 1). Wanneer men dergelijke illustraties met de gravures in Descartes' Traité de l'homme (fig. 23 e.v.) vergelijkt lijkt het erop dat de laatste in feite weinig anders deed dan de vermis door de pijnappelklier te vervangen (afb. 2).3
Descartes' tweede idee, het denkbeeld dat de pijnappelklier het orgaan van de sensus communis is, heeft een minder lange voorgeschiedenis. Maar Descartes was niet de eerste die het publiceerde. In al zijn voor publicatie bestemde geschriften heeft hij het namelijk alleen maar over "een bepaalde zeer kleine, in het midden van de hersenen gelegen klier".4 Soms vermijdt hij zelfs het woord "klier" en heeft hij het alleen over "een klein gebied in de hersenen waar de sensus communis onmiddellijk mee verbonden is".5 Het lijdt geen twijfel dat Descartes de pijnappelklier op het oog had: in zijn brieven duidt hij haar steevast aan met haar destijds gebruikelijke Latijnse naam, conarium.6 Ook sommige tijdgenoten wisten dat hij het over het conarium had.7 Maar Descartes liet deze anatomische term achterwege in zijn publicaties, hetzij uit onzekerheid, hetzij om anatomisch niet onderlegde lezers niet af te schrikken.
De eerste die niet impliciet of vertrouwelijk, maar expliciet en publiekelijk liet weten dat hij het conarium als de zetel van de sensus communis beschouwde, was Jean Cousin. In 1641 verdedigde hij aan de École de médecine te Parijs een these getiteld An kônarion sensus communis sedes? (Is de pijnappelklier de zetel van de sensus communis?) Op grond van redeneringen die aan die van Descartes doen denken beantwoordde hij deze vraag met een volmondig "ja": Ergo kônarion sensus communis sedes.8
Béla Révész heeft gesteld dat Descartes' localisatie van de ziel in de pijnappelklier weinig meer was dan een verwoording van ideeën die tóch al in de lucht hingen.9 Deze stelling gaat vermoedelijk te ver. Maar het zal duidelijk zijn dat Descartes' theorie veel van haar glans van originaliteit verliest als men haar in haar historische context beschouwt.
Afb. 1. De vermis. Gulielmus Leporeus, Ars memorativa, Toulouse 1523, liber I, folio 5 recto.
Afb. 2. De pijnappelklier (aangeduid met H). Descartes, Traité de l'homme, Parijs 1664, fig. 24.
gjclokhorst@gmail.com || July 17, 2015 || HTML 4.01 Strict