HET GELIJK VAN DIOKLES

Gert-Jan C. Lokhorst

1988

G.J.C. Lokhorst. Recensie van Anne Harrington, Medicine, mind, and the double brain. NRC Handelsblad, Zaterdags Boekenbijvoegsel, pp. 1-2, May 21, 1988. ISSN 0002-5259. Reprinted in: Bulletin Stichting Le bon départ, 10 no. 2, July 1988, 3-11.

"De hersenen van de mens zijn dubbel, net zoals die van alle andere dieren". Zo begint de beschrijving van de anatomie van de hersenen in het aan Hippokrates (vijfde eeuw voor Christus) toegeschreven werk "Over de heilige ziekte". De gepaardheid van de grote hersenen is inderdaad hun meest opvallende kenmerk. Als men het dak van de schedel oplicht ziet men in eerste instantie niet één, maar twee organen, die zij aan zij liggen en door een diepe groeve van elkaar zijn gescheiden. Pas wanneer men de twee helften uit elkaar duwt, ziet men diep onderin de groeve een dikke zenuwbundel (het corpus callosum) lopen, die verklaart waarom we de grote hersenen toch als één orgaan beschouwen.

Het feit dat de hersenen uit twee helften bestaan is op zichzelf niet opmerkelijk. De meeste organen in ons lichaam, van de longen tot de nieren, bezitten we immers in duplo. Maar omdat de hersenen een speciale rol spelen bij het denken, is hun gepaardheid veel intrigerender dan die van de overige organen. Hoe is het mogelijk dat we slechts één bewustzijn hebben, terwijl we met twee hersenhelften denken? Denken we soms altijd in tweevoud, of doet één van beide helften niet mee? Of zorgt het corpus callosum op één of andere mysterieuze manier voor een eenheid van het bewustzijn? Zijn er verschillen tussen de hersenhelften? Dit zijn de vragen die haast vanzelf rijzen als we dit gespleten orgaan aanschouwen.

Frappant modern

De eerste theorie over het onderwerp dateert al uit de vierde eeuw voor Christus. Ze werd opgesteld door de Atheense arts Diokles van Karystos, een stad- en tijdgenoot van Aristoteles, die zo'n aanzien genoot dat hij wel "de tweede Hippokrates" werd genoemd. "Er liggen twee stel hersenen in het hoofd", zo lezen we in een middeleeuwse codex die zijn opvattingen beschrijft. En dan komt het: "De ene helft geeft ons ons intellect, de ander ons waarnemingsvermogen. Dat wil zeggen: met de linkerhelft begrijpen we, terwijl we met de rechterhelft waarnemen." Diokles' theorie is frappant modern. Tegenwoordig weten we inderdaad dat de rechter hersenhelft voornamelijk betrokken is bij het waarnemen, bijvoorbeeld van gezichten, melodieën en andere complexe patronen, terwijl de linkerhelft verbaler, rationeler en intellectueler is, precies zoals Diokles beweerde.

De tijd was echter nog niet rijp voor zijn inzicht. Niet alleen localiseerden de Grieken, onder wie Aristoteles, de ziel vaak in het hart, áls ze hem al een plaats in de hersenen gaven, was dat altijd in de hersenholten. Tegenwoordig weten we dat deze holten een vloeistof bevatten, maar men dacht dat er een fijne etherische stof doorheen waait, het "psychische pneuma". Dit zou de drager van de ziel zijn. Het systeem van de hersenholten is niet gepaard, en er blaast slechts één stroom psychisch pneuma doorheen. Daarom had men geen aandacht voor de gepaardheid van de hersenen. Die deed zich slechts aan de buitenkant voor, in de onbelangrijke vaste stof die alleen maar fungeerde als reservoir voor het pneuma.

Diokles' theorie raakte dan ook prompt in de vergetelheid, al werd de middeleeuwse codex die haar bevat in de zestiende eeuw meermalen herdrukt. Ook toen men de rol van de vaste substantie van de hersenen in de zeventiende en achttiende eeuw belangrijker begon te vinden, ontstonden er geen theorieën over de hersenhelften. Men plaatste de ziel, juist omdat ze enkelvoudig is, altijd in een ongedeeld orgaan in het midden van de hersenen, bijvoorbeeld in de pijnappelklier (Descartes) of in het corpus callosum. De laatste opvatting vinden we bijvoorbeeld in de Encyclopédie van Diderot.

Frenologie

Pas in de negentiende eeuw kwam hier verandering in, vooral door toedoen van Franz Joseph Gall, de grondlegger van de frenologie. Hij wist iedereen ervan te overtuigen dat de geestelijke vermogens gelocaliseerd zijn in de hersenschors. Nu onstond pas voor het eerst een echte verbijstering, want de hersenschors is duidelijk dubbel, terwijl de geest duidelijk één is. Of is hij dat soms niet?

De Londense arts A.L. Wigan was er niet zo zeker van. In 1844 publiceerde hij een (onlangs opnieuw uitgegeven) boek, A new view of insanity: the double mind geheten, waarin hij een in zijn ogen revolutionaire ontdekking uiteenzette: in ieder menselijk lichaam wonen twee personen, één met zijn basis in de linker en één met zijn basis in de rechter hersenhelft. Wigan had goed bewijsmateriaal voor zijn visie: hij had met eigen ogen gezien dat ogenschijnlijk normale mensen na hun dood soms maar één hersenhelft hebben. Eén van de twee kan door ziekte verteerd zijn. Kennelijk is één hersenhelft dus voldoende voor een volwaardig bewustzijn. Waarom zouden normale mensen, met twee hersenhelften, er dan niet twee gedachtenlevens op na houden?

Wigans boek was nogal verward, maar zijn theorie was misschien toch zo gek nog niet. Nog steeds verdedigt de tegenwoordige Canadese filosoof Puccetti met veel verve, en in de meest gerenommeerde tijdschriften, de stelling dat ieder van ons inderdaad een samenstel is van twee personen. "Mijn" bewustzijn is in feite alleen maar het bewustzijn verbonden met de verbale linker hersenhelft. Het "ik" is slechts één van de twee personen in het lichaam, de linker. Het heeft geen weet van de persoon aan de andere kant en denkt ten onrechte dat het alleen is. Puccetti heeft dit gegeven dramatisch uitgewerkt in zijn Prisma-detective De moordenaar is onschuldig (1973), waarin de zwijgzame medepassagier zich aan de controle van de dominante linker hersenhelft ontworstelt en een moord begaat.

Wigans boek was één van de eerste uitingen van de dankzij de ontdekking van Gall zo toegenomen belangstelling voor de hersenhelften. Zijn boek kan moeilijk als een belangrijk wetenschappelijk werk worden beschouwd, hoewel het wel degelijk zijn invloed had op het toenmalige gedachtenklimaat. Maar door de grotere aandacht voor de hersenschors duurde het nu niet lang meer voor de eerste echte ontdekkingen werden gedaan.

Spraakcentrum

De eerste en bekendste van alle is Broca's ontdekking in 1861 van een "spraakcentrum" in de hersenen. Broca had een patiënt die "Tan" werd genoemd omdat dat het enige woord was dat hij nog kon zeggen. Bij de sectie op Tan zag Broca dat alleen een gebiedje aan de linkerzijde van zijn grote hersenen was beschadigd, en verder niets. Dit was kennelijk het spraakcentrum!

Deze vondst was al belangrijk genoeg, want dit was de eerste keer dat men een bepaalde functie in een bepaald welomschreven deel van de hersenen kon localiseren. Maar een paar jaar later kwam daar nog iets bij. Tot ieders verrassing bleek het centrum van Broca namelijk ook bij latere secties op gelijksoortige patiënten steevast aan de linkerkant te liggen. Hiermee was de ontdekking van hemisfeerspecialisatie een feit. De hersenhelften verschillen van elkaar, precies zoals Diokles al had gezegd. "Wij spreken met onze linker hersenhelft", zo formuleerde Broca het zelf.

Broca's ontdekking bracht een grote serie onderzoekingen en speculaties op gang, die tot op de dag van vandaag voortduren. Wat zou de reden zijn voor de asymmetrie? Wat zou de rol zijn van het "spiegelbeeld" van het centrum van Broca aan de rechterkant? Wernicke's ontdekking dat het naar hem genoemde taalcentrum, dat nodig is om zinvolle (in plaats van alleen maar grammaticale) taal te produceren, zich ook meestal links bevindt, wakkerde de belangstelling nog aan. Al snel postuleerde men een corresponderend visueel centrum aan de rechterkant.

Zo ontdekte men al snel nog veel meer tegenwoordig algemeen bekende feiten over cerebrale asymmetrie, ook relatief moeilijk verkrijgbare informatie zoals het feit dat de rechter hersenhelft relatief meer vezels bevat dan de linker--een mogelijke anatomische basis voor het vermogen van deze helft om patronen te herkennen en verbanden tussen gegevens te leggen. Dit feit werd pas kort geleden met de modernste apparaten bevestigd.

Sombere helft

Anne Harringtons boek beschrijft nu voor het eerst de hele geschiedenis van dit negentiende-eeuwse onderzoek. Harrington is een jonge Amerikaanse psychologe, die heeft gestudeerd bij Julian Jaynes, de man die de hypothese heeft gelanceerd dat mensen pas in historische tijden een bewustzijn hebben gekregen; volgens hem zijn zelfs in de Ilias alle personen nog automaten zonder bewustzijn doordat hun hersenhelften nog niet met elkaar communiceerden. (De weinige boodschappen die ze soms uit de rechter hersenhelft opvingen interpreteerden ze als "stemmen van de goden".) Omdat het een gedegen historische studie is, is Harringtons boek minder sensationeel dan dat van haar leermeester. Maar de theorieën en proeven die ze beschrijft doen in vreemdsoortigheid vaak niet voor die van hem onder.

Neem bijvoorbeeld de hele reeks experimenten met "hemi-hypnose" bij lijdsters aan "hysterie". Tegenwoordig zijn de zogenaamde "split-brain" patiënten de ideale proefpersonen om de hersenhelften onafhankelijk van elkaar te onderzoeken. Bij deze mensen zijn de verbindingen tussen de hersenhelften operatief doorgesneden om te voorkomen dat epileptische aanvallen zich van de ene hersenhelft naar de andere verspreiden. Dit werkte goed, maar het resultaat was wel dat de patiënten zich tijdens speciale experimenten gedragen als twee personen in één lichaam. In de negentiende eeuw had men een tegenhanger van het huidige split-brain onderzoek: men dacht dat men de twee hersenhelften afzonderlijk van elkaar kan hypnotiseren. Door ze verschillende suggesties te geven zouden zij zich verschillend gaan gedragen, met als gevolg bijvoorbeeld dat de ene helft van het gezicht vrolijk werd en de andere angstig. Nu kon men zich met iedere hersenhelft afzonderlijk verstaan. Het bleek onder andere dat de rechter hersenhelft over het algemeen somberder is dan de verbale linkerhelft, precies overigens zoals ook bij de "split-brain" patiënten is vastgesteld.

Het werd nog mooier toen men eenzijdige verlammingen bij hysterische patiënten van de ene lichaamshelft naar de andere bleek te kunnen verplaatsen door een stuk metaal op het getroffen lichaamsdeel te leggen. Iedereen, zelfs Claude Bernard, was onder de indruk van deze "metalloscopische overdracht", tot bleek dat hysterie op deze manier zelfs op een geheel ander persoon kon worden overgebracht. Een dergelijke zielsverhuizing, niet binnen een lichaam, maar tussen twee lichamen, vergde toch wel wat teveel van de goedgelovigheid.

Een andere serie onderzoekingen had betrekking op "automatisch schrift", zoals dat door mediums in trance ten beste wordt gegeven. De aan het eind van de eeuw opkomende parapsychologie zag dit als een manifestatie van de mediamiek begaafde rechter hersenhelft. Deze opvatting van de rechter hersenhelft als de "ziener" in de mens komt men zelfs nu nog in parapsychologische kringen tegen.

Nachtmerries

En zo waren er nog veel meer vreemde opvattingen, variërend van verklaringen van psychiatrische gevallen van dubbele persoonlijkheid in termen van ontkoppeling van de hersenhelften, tot de theorie dat vooral de linker, overdag dominerende hersenhelft 's nachts slaapt. Als je iemands gezicht 's nachts aanraakt, zal alleen de linkerhand afwerende bewegingen maken. Anderen zeiden dat alleen de hersenhelft die bij het slapen onder ligt (en het meeste bloed krijgt) droomt. Dromen van de rechter hersenhelft zouden absurd zijn en vaak in nachtmerries overgaan, die van de linkerhelft zouden intelligent zijn en veel conversatie bevatten.

Net zoals tegenwoordig hadden de speculaties invloed op het onderwijs: zowel in de Verenigde Staten als Engeland werden genootschappen opgericht die ervoor pleitten kinderen zowel met hun linker- als rechterhand te laten leren schrijven en tekenen. Deze genootschappen hadden veel succes. Eén van de duizenden leerlingen die dergelijk onderwijs hadden genoten perfectioneerde de methode later in zijn leven tot in het extreme. De eerste helft van de dag deed hij alles met zijn rechterhand. Dan rustte hij even, schakelde op zijn andere hersenhelft om, en vervolgde de dag linkshandig: hij schreef links, las alleen met behulp van een spiegel, enz. Op deze manier werd iedere hersenhelft maar gedurende de helft van de dag belast, en was drie uur slaap voldoende om weer geheel verkwikt op te staan.

Schizofrenie

De meeste door Harrington genoemde theorieën waren ook in de tijd waarin ze werden gelanceerd al niet de toonbeelden bij uitstek van eerste-klas wetenschap. De meeste personen die ze de revue laat passeren waren onbeduidende praktiserende artsen. Maar daardoor is haar boek des te smeuïger geworden. Aan de andere kant moet ook niet worden onderschat welk een diepgaande invloed sommige van de meer serieuze beschouwingen hadden. In een knap hoofdstuk laat Harrington zien dat een aantal van Freuds meest diepzinnige ideeën over het onbewuste regelrecht afkomstig zijn uit de hersenhelft-theorieën van de neuroloog Hughlings Jackson.

Tegelijkertijd was er een grote invloed op de fictie. Te beginnen met Goethes "Zwei Seelen wohnen, ach!, in meiner Brust" (dat hij overigens ontleende aan Wieland) tot Stevensons Strange case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde bestond er in de negentiende eeuw een geweldige, sindsdien nooit zo sterk teruggekeerde, preoccupatie met het thema van de "gespleten persoonlijkheid", een preoccupatie die zowel werd gevoed door de psychologie van die tijd als er, omgekeerd, een stimulerende invloed op uitoefende. De ideeën over een sinistere rechter, en een geciviliseerde linker hersenhelft wortelen in hetzelfde gedachtenklimaat als de literaire geschriften die een verlichte, rationele kant van de mens tegenover een verdorven, soms nauwelijks onderdrukte schaduwzijde stellen.

Split-brain

Zo populair als de hersenhelft-theorieën in de negentiende eeuw waren, zo snel verdween de belangstelling weer in de twintigste eeuw. Daarvoor zijn verschillende verklaringen. De belangrijkste oorzaak was echter wel de loskoppeling van neurologie enerzijds en psychologie en psychiatrie anderzijds. De negentiende-eeuwse zenuwartsen hadden een belangstelling voor lichaam en geest, hun twintigste-eeuwse opvolgers beperkten zich tot één van beide. De psychiaters, met Freud als invloedrijkste representant, zochten niet langer naar oorzaken in de hersenen, zelfs niet wanneer het om ziekten als schizofrenie (letterlijk: gespleten hersenen) ging waarvoor de hersenhelft-verklaring voor die tijd juist uitstekend van pas kwam. In de psychologie kwamen stromingen zoals het behaviorisme op die ook niet waren geïnteresseerd in de hersenen, en in de neurologie trok men zich daarentegen juist geheel terug in het materiële. Bovendien begonnen de neurologen, misschien onder invloed van de Gestalt-psychologie, afstand te nemen van een al te strikt localisatie van functies. Dit alles droeg er toe bij om de theorieën over de hersenhelften, die hun aantrekkelijkheid juist dankten aan de combinatie van neurologie en psychologie, uit het zicht te laten verdwijnen.

Pas in de jaren vijftig en zestig bloeide de belangstelling weer op, vooral door de vernuftige split-brain experimenten van Roger Sperry, eerst bij dieren en later ook bij mensen. Onder strikte omstandigheden werd nu bewezen dat veel van wat de negentiende-eeuwers hadden gezegd, en dat vaak al lang weer vergeten was, helemaal niet zo gek was. In zeer grove trekken komt het erop neer dat de linker hersenhelft gespecialiseerd is in spreken, schrijven, lezen en rekenen, terwijl de rechterhelft vooral goed is in activiteiten die moeilijk in woorden beschreven kunnen worden, zoals tekenen en andere vaardigheden waarvoor ruimtelijk inzicht nodig is. De hersenhelften lijken ook in karakter te verschillen: de verbale, analytische linkerkant is vrolijker dan de holistische, patroon-herkennende rechterkant.

Deze split-brain gegevens werden zo goed als dat gaat bij normale mensen bevestigd, hoewel het onderzoek bij hen veel moeilijker is. De moderne technieken om afbeeldingen van de activiteiten in verschillende delen van de hersenen te maken stellen ons soms zelfs in staat om de verschillen in het functioneren van beide hersenhelften als het ware rechtstreeks te zien.

Japanse hersenen

Het "split-brain" onderzoek was van hoge wetenschappelijke waarde; Sperry kreeg er in 1981 de Nobelprijs voor. Het had ook een enorme aantrekkingskracht op het grote publiek. Men zag de rechter hersenhelft als de mystieke, zwijgende, "Oosterse" kant van de mens, en de linker als de verbale, kil redenerende "Westerse" kant. Door opvoeding en onderwijs zou de balans in het Westen te veel naar links zijn doorgeslagen, en het zou de hoogste tijd zijn het evenwicht te herstellen, om zodoende creatieve, harmonieuze "gehele mensen" te kunnen worden. Deze ideeën waren vooral populair in de jaren zeventig populair, hoewel ze nog steeds opduiken. Vorig jaar gaven Williams en Stockmyer nog een grote "creativiteitstraining" uit, Unleashing the right side of the brain genaamd, waarin al dergelijke ideeën nog in volle glorie schitteren.

Net zoals in de negentiende eeuw hebben dit soort ideeën opnieuw een behoorlijke invloed op het onderwijs, van het Amerikaanse wiskunde-onderwijs tot het tennisonderricht, en van het tekenonderwijs tot de pianoles. Twee tamelijk bekend geworden boeken op dit gebied zijn Drawing on the right side of the brain van Betty Edwards en Klavierspiel und das rechte Gehirn van Herbert Wiedemann. Sommigen gingen wel erg ver: in zuid-Californië was er een groep waarvan de leden hun rechterarm in een mitella droegen, zodat de rechter hersenhelft, die de linkerarm bestuurt, wel tot aktiviteit gedwongen zou worden! Dit soort excessen komt tegenwoordig niet meer voor.

De Japanners ondertussen zijn in de afwijkende functionele asymmetrie van hun hersenen een biologisch bewijs van hun exclusiviteit gaan zien. Volgens de bestseller The Japanese brain van Tsunoda (1985) zijn Japanners van nature harmonieuzer en begiftigd met een grotere liefde voor de natuur dan Westerlingen doordat klinkers en melodieën bij hen in dezelfde hersenhelft worden verwerkt als taal, terwijl dat bij Westerlingen gescheiden gebeurt. Ziehier de sleutel om de mysterieuze Oosterse mentaliteit te ontsluiten.

Chauvinisme

Zo doet onze tijd in bizarrerie soms niet onder voor de negentiende eeuw. Het nut van Harringtons boek is dat het laat zien hoe allerlei zogenaamd serieuze theorieën, bijvoorbeeld die over een inferieure en dus "vrouwelijke" rechter hersenhelft, vaak weinig meer zijn dan doorzichtige afspiegelingen van de sociale en culturele vooroordelen die toevallig in zwang zijn. Dat gold in de negentiende eeuw, en geldt nu nog steeds; het lezen van haar boek kan ons misschien hoeden voor zulke onzin als het cerebraal chauvinisme van Tsunoda.

Het boek is niet perfect: het is niet geheel volledig, en het is jammer dat Harrington nauwelijks ingaat op theorieën van vóór en na de negentiende eeuw. Diokles van Karystos noemt ze niet, en ze vermeldt nooit of een door haar besproken theorie juist of onjuist is volgens de moderne inzichten. Het laatste zou sommige theorieën ongetwijfeld veelzeggender hebben gemaakt. Toch slaagt het boek er ook nu al in ons bewust te maken van de lange en wonderlijke voorgeschiedenis van de huidige ideeën over het onderwerp.


Previous | Up | Next

gjclokhorst@gmail.com || July 17, 2015 || HTML 4.01 Strict